Marlene Dumas meets Edvard Munch, Leon Spilliaert versus Koen Vermeule. Of hoe hedendaagse kunstenaars de brug slaan naar de avant-garde van voor de Eerste Wereldoorlog. Aan de spits toen, aan de spits nu. Te zien in Bozar in de expo ‘The Power of the Avant-Garde’.
Een polshorloge en een granaat. Niet meteen de voorwerpen die je verwacht bij het begin van een tentoonstelling over de avant-garde. Toch is het zo in Bozar. Er zit zelfs een grote logica in. De avant-garde is een term uit het militaire handboek die slaat op een kleine voorhoede die de hoofdmacht voorafgaat in de strijd. Aan het einde van de 19de eeuw werd de term geadopteerd door de radicale vernieuwers in de kunst.
Militair verloor de term in de Eerste Wereldoorlog alle betekenis. Door de verwoestende kracht van nieuw uitgevonden wapens was het zinloos nog een voorhoede op pad te sturen. Iedereen schuilde in de loopgraven, met granaten in de hand en een horloge. Met het net uitgevonden polshorloge wisten de soldaten tot op de seconde precies wanneer ze ten aanval moesten trekken.
De technologische en industriële vernieuwingen veranderden niet alleen de oorlogsvoering. Ook de kunst transformeerde. Niet in haar geheel, maar door een kleine voorhoede. Die historische avant-garde wordt in de tijd afgebakend tussen 1895 en 1920. Maar kunst vernieuwt zichzelf permanent. In dat perspectief is het opzet van de tentoonstelling in Bozar bijzonder geslaagd. Ze geeft in 120 werken een overzicht van de avant-garde in combinatie met reflecties van hedendaagse kunstenaars. Veertien tandems worden zo gevormd, mooi ingebed in de schilderijen en beelden van de avant-garde van honderd jaar geleden. Volledigheid pretendeert de Duitse curator Ulrich Bischoff niet. Hij schetst de grote lijnen, met een eigenzinnige keuze uit de grote canon van de avant-garde.
James Ensor, Auguste Rodin en Edvard Munch mogen de tentoonstelling openen. Ensor niet een klein beetje symbolisch met ‘Het burgersalon’ uit 1881. Ensor volgde een klassieke schildersopleiding, maar in zijn werken zette hij zich af tegen de bekrompenheid van de maatschappij. Ook Munch nam afstand van het leven dat hij om zich heen zag. Van hem worden de prachtige lithografieën ‘Alfa ag Omega’ uit 1909 getoond. Hij maakte ze nadat hij een jaar eerder in een psychiatrische kliniek was opgenomen. De litho’s beelden de strijd tussen man en vrouw uit in 22 ironische fabels. Honderd jaar geleden ongetwijfeld choquerend. Aan de zijkant kijkt Marlene Dumas met drie kleine schilderijen goedkeurend toe: ‘The Blonde, The Brunette and the Black Woman’. Ze schilderde zichzelf drie keer in dezelfde pose, in verschillende kleuren. Het is een statement tegen discriminatie.
Kracht van vooruitgang
Een aparte sectie is gewijd aan de kunstenaarsgroepen Die Brücke en Die Blaue Reiter. Het is pure avant-garde. ‘Vanuit het geloof in vooruitgang, in een nieuwe generatie scheppers en genieters, roepen we alle jeugdigen op. En als jeugd, die de toekomst heeft, willen we onszelf bewegings- en levensvrijheid verschaffen tegenover de ingeburgerde oude krachten. Iedereen die direct en onverbloemd weergeeft wat hem tot scheppen aanzet, hoort bij ons.’ Zo formuleerde Ernst Ludwig Kirchner in 1906 in een manifest het uitgangspunt van Die Brücke. Zijn oproep viel niet in dovemansoren. Op de tentoonstelling zijn prachtige kleurrijke doeken te zien van onder meer Erich Heckel (‘Baders’) en Karl Schmidt-Rottluffs ‘Gesprek over de dood’.
Nog zo’n belangrijke stroming in de avant-garde was het futurisme. De grote gangmaker was de Italiaan Filippo Tommaso Marinetti. Hij schreef zijn filosofie in 1909 neer in zijn ‘Manifest van het futurisme’. Het verscheen – o ironie – in de Franse conservatieve krant Le Figaro. Marinetti riep op tot de vernietiging van de bestaande cultuur. Uit de ruïnes zou volgens hem een nieuwe, eigentijdse maatschappij ontstaan. Het mantra van de futuristen was het absolute geloof in de kracht van de vooruitgang. De nieuwe technologie als motor van de maatschappij. Leefde Marinetti nog, hij emigreerde naar Silicon Valley. Maar de futuristen waren ook niet naïef. De nieuwe samenleving zou ook gevaarlijk en agressief zijn. Al die elementen vind je terug in hun kunst: een amalgaam van gefragmenteerde lichamen en objecten die een uitzinnig geheel vormen.
Het futurisme verdween in 1914 – de Eerste Wereldoorlog was niet meteen de vooruitgang die ze in gedachten hadden. Maar de beweging had wel een grote invloed op de kunststroming in de Sovjet-Unie, het kubofuturisme heette het daar. De Russen, onder leiding van Kazimir Malevitsj, gingen nog een stap verder. Ze toonden geen fragmenten van objecten, maar lieten ze uit elkaar spatten. Niets constructiefs bleef over. Bij Malevitsj leidde dat eindelijk tot zijn beroemde zwarte vlak: de ontkenning van het object. Dat werk is overigens niet te zien in Brussel.
De tentoonstelling in Bozar is zelf ook een beetje avant-gardistisch. Ze is ingedeeld in verschillende secties die soms heel precies (De Belgische avant-garde) en soms heel ruim (Tussen beeld en zinnebeeld) gedefinieerd worden. Het is een handig truukje om heel veel verschillende elementen uit de avant-garde te kunnen tonen.
Een van de mooiste tandems is te zien in de sectie Tussen beeld en zinnebeeld: Leon Spilliaert versus de Nederlandse schilder Koen Vermeule. Spilliaert maakte in 1913 de wat mysterieuze pasteltekening ‘Jonge vrouw met hond’. Hij bevond zich toen in een heel experimentele fase in zijn kunst. Hond en vrouw lijken in elkaar over te lopen tegen een rode achtergrond. Het is moeilijk te achterhalen wat Spilliaert precies wil uitdrukken.
Datzelfde gevoel roept Koen Vermeule op met zijn doek ‘Tokiodromer’ uit 2011. Je ziet een jongen met een rugzak op een bankje zitten. Waar of hoe is niet meteen duidelijk. Hoe hij zich voelt nog minder. Net zoals je niet weet hoe de verhouding is tussen vrouw en hond bij Spilliaert. Vermeule verklapt het geheim een beetje in de titel. Hij zag de jongen zitten tijdens een studiereis in het Museum voor Moderne Kunst in Tokio.
Fratsen
Een andere mooie combinatie is die tussen Marcel Duchamp en de Amerikaanse choreograaf William Forsythe. Die laatste creëerde voor de tentoonstelling een nieuw werk: ‘Doing and Undergoing’. Het gaat om twee stalen kettingen die kriskras op de grond liggen. De bezoeker mag de kettingen schikken zoals hij wil, maar enkel met zijn voeten. De link met de dans is niet ver weg. Ketting en bezoeker worden een steeds veranderend kunstwerk. Er is geen standaard.
Precies dat onderzoekt Duchamp in zijn installatie ‘3 Standard Stoppages’. Met het werk vraagt hij zich af hoe lang een meter eigenlijk is. Is die wel altijd even lang? Zijn standaardmaten wel nodig, of zetten we ons daarmee vast? Het grapje van de meter noemde hij het werk. Ernst en luim in één kunstwerk, dat zie je wel meer op de expo. Loop bijvoorbeeld niet te snel voorbij het filmpje ‘Fast Forward’ van de Nederlandse Marijke van Warmerdam. Over een koffer die de besneeuwde bergen afsjeest. De clou verklappen we niet. Ga zelf kijken. Hij is grandioos.
* ‘The Power of the Avant-Garde’ loopt tot 22 januari in Bozar in Brussel. www.bozar.be.